Home » Nieuws & achtergrond » Conservatoir beslag voor erfrechtelijke vordering

Conservatoir beslag voor erfrechtelijke vordering

22 januari 2021

In een eerdere bijdrage stond ik stil bij de zogenoemde wilsrechten. Deze wilsrechten dienen ter verzekering van de rechten van een kind van de overledene om zijn geldvordering vanwege de wettelijke verdeling (enigszins) zeker te stellen. Die bijdrage sloot ik af met de aankondiging dat in de volgende in zal worden gegaan op de mogelijkheid tot het leggen van conservatoir beslag voor een niet-opeisbare erfrechtelijke vordering.

 

Allereerst zal ik kort stilstaan bij conservatoir beslag als middel an sich en vervolgens aandacht besteden aan het nut van conservatoir beslag ter verzekering van erfrechtelijke vorderingen, opeisbaar of niet.

"Ook de schuldeiser van een niet opeisbare vordering mag ter verzekering van deze vordering conservatoir beslag leggen, nadat er verlof is verleend door de voorzieningenrechter."

Conservatoir beslag

Het wetboek van burgerlijke rechtsvordering bepaalt in de vierde titel genaamd: ‘van middelen tot bewaring van zijn recht’ welke voorwaarden gelden voor het leggen van conservatoir beslag. De titel van deze bepaling verraadt het doel ervan: het ‘conserveren’ van een recht. Het conservatoire beslag moet worden onderscheiden van een executoriaal beslag, welk beslag kan worden gelegd uit hoofde van onder meer een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis. Het conservatoire beslag kan worden gelegd voordat er een vonnis is verkregen, maar pas nadat daartoe toestemming is verkregen van voorzieningenrechter van de rechtbank. 

In incassozaken is het leggen van conservatoir beslag een vaak gebruikt middel. Voordat er inhoudelijk geprocedeerd wordt over de geldvordering, kan verlof worden gevraagd aan de voorzieningenrechter om bijvoorbeeld beslag te leggen op het woonhuis dat door de debiteur te koop is gezet of zijn bankrekeningen. Het verlof wordt meestal verleend onder de voorwaarde dat er binnen 14 dagen na de dag waarop het beslag is gelegd de zogenoemde hoofdzaak, zijnde een kort geding of een bodemprocedure, wordt gestart door het uitbrengen van een dagvaarding. Gedurende die procedure kan de woning niet worden geleverd aan de derde en de debiteur niet beschikken over het geld waarop beslag is gelegd. Wordt de vordering geheel of voor een deel toegewezen, dan verandert het conservatoire beslag in een executoriaal beslag en kan de deurwaarder datgene waar beslag op is gelegd uitwinnen ter betaling van de vordering. De beslagkosten moeten dan ook worden betaald door de debiteur. Als de vordering wordt afgewezen, dan kan de rechter op verzoek van de beslagene het beslag opheffen en is de beslaglegger in beginsel verplicht om de schade te vergoeden die door het beslag is geleden.

 

Niet opeisbare vordering

In het hierboven besproken voorbeeld was er sprake van een opeisbare vordering omdat er al betaald had moeten zijn. De debiteur was nalatig en verkeerde dus in verzuim. Maar hoe zit het dan wanneer er sprake is van een vordering, maar de debiteur nog niet verplicht is tot betaling ervan? Dan is er sprake van een niet opeisbare vordering. In de bijdrage over de wilsrechten kwam juist naar voren dat deze dienen ter verzekering van een niet opeisbare vordering, omdat de stiefouder de geldvordering van het kind van de overleden ouder tot zijn overlijden niet hoeft te betalen. Ook de legitieme portie is wat dat betreft een voorbeeld. Als de nalatenschap volgens de wet is verdeeld, is deze vordering in beginsel eerst opeisbaar zodra de langstlevende is overleden. 

In de erfrechtelijke praktijk zijn meestal de volgende vorderingen voorwerp van geschil:

  • De niet opeisbare vordering uit hoofde van ouderlijke boedelverdeling;
  • De niet opeisbare vorderingen uit hoofde van de wettelijke verdeling;
  • De niet opeisbare legitimaire vordering;

 

De Hoge Raad heeft bij arrest van 24 juni 2016 bevestigd dat ook voor niet opeisbare vorderingen conservatoir beslag kan worden gelegd. Volgens art. 441 Rv kan het verlof slechts worden verleend voor een vordering waarvan het ‘geldelijk beloop’ bepaalbaar is. Dat houdt niet in dat de vordering exact moet worden begroot op het moment dat het verzoek bij de voorzieningenrechter wordt ingediend. Voor het bestaan van een dergelijke vordering zal echter wel een begin van bewijs moeten worden verstrekt. Ook de schuldeiser van een niet opeisbare vordering mag ter verzekering van deze vordering conservatoir beslag leggen, nadat er verlof is verleend door de voorzieningenrechter. Per geval zal de voorzieningenrechter de belangen dienen af te wegen van de verzoeker (lees: schuldeiser) bij het ingediende verzoek tegen de belang van de beslagene (de debiteur).

 

Opheffen van het beslag

De beslagene kan zich voordat het gevraagde verlof wordt verleend daartegen niet verdedigen, omdat deze in de regel niet wordt gehoord door de voorzieningenrechter. Daarom kan het zo zijn dat de belangen van de beslagene niet of niet volledig (correct) naar voren zijn gebracht en de voorzieningenrechter deze dus niet juist heeft kunnen beoordelen. Dat kan reden zijn voor de beslagene om in een kort geding de opheffing van het beslag te eisen. Bij de beoordeling van die vordering in kort geding zullen de belangen van partijen opnieuw moeten worden afgewogen. 

Hiervoor bleek reeds dat degene ten laste waarvan conservatoir beslag is gelegd niet over het beslagene kan beschikken. Zo lang een woning niet overgedragen wordt, zal de beslagene weinig last hebben van het beslag. Dat zal ook het geval zijn met betrekking tot de banksaldi waarop het conservatoire beslag rust. In het erfrecht zal hetgeen waarop het beslag rust doorgaans dienen om de langstlevende ouder gedurende de resterende levensjaren in zijn behoeften te laten voorzien. Indien de langstlevende opheffing van het gelegde beslag vordert, zal de voorzieningenrechter het belang bij de van de langstlevende om gebruik te blijven maken van de door erflater achtergelaten middelen moeten afwegen tegen het belang van de schuldeiser om de betaling van zijn vordering op het moment van  zeker te stellen. Ook wanneer er de vrees bestaat voor schenkingen aan derden door de langstlevende, zal deze vrees moeten worden gesteld en door de voorzieningenrechter meegenomen moeten worden bij de beoordeling van het verzoek tot opheffing. Die vrees zal in een dergelijk geval uiteraard wel aannemelijk moeten worden gemaakt.

 

Conclusie

De conclusie is dus dat ook voor vorderingen die pas opeisbaar zijn op het moment dat de langstlevende overlijdt conservatoir beslag kan worden gelegd. Hoewel de beslagene niet gehoord wordt naar aanleiding van dit verzoek, en dus in beginsel wordt toegewezen, kan in kort geding opheffing worden gevorderd van het beslag. Of daartoe aanleiding bestaat, zal de voorzieningenrechter beoordelen na afweging van de belangen van de beslaglegger en de beslagene.

Heeft u vragen over de mogelijkheden om in een erfrechtelijk geschil conservatoir beslag te leggen, of is er ten laste van u al een dergelijke beslag gelegd, dan legt onze erfrechtspecialist mr. E.J. Luursema u graag uit waar u aan toe bent.

Heeft u vragen na het lezen?

Wij bellen u graag terug.

Erfrecht: een luisterend oor, een zakelijke aanpak

Elk overlijden gaat gepaard met emoties. Er komt regelmatig 'oud zeer' naar boven. Lukt het niet de nalatenschap af te wikkelen? Dan kan de notaris of een van de erfgenamen erfrechtadvocaat Erik Luursema inschakelen...

Erfrecht

Het erfrechtelijke stiefouder gevaar

Sinds op 1 januari 2003 het nieuwe erfrecht in werking is getreden, bevat de wet in art. 4:13 BW een bepaling die de gevolgen regelt van het overlijden van een van beide echtgenoten, die in ieder geval één kind...

Artikel